Adriaen de Vries (1556-1626) geldt als de belangrijkste Nederlandse beeldhouwer aller tijden. Zijn laatste levensjaren behoren tot de meest productieve en creatieve van zijn loopbaan. Tussen 1620 en zijn overlijden in 1626 in Praag, waar hij hofbeeldhouwer van de Habsburgse keizers was, kwam het indrukwekkende slotakkoord van zijn oeuvre tot stand: een reeks meesterlijke bronzen waarin De Vries’ eigenzinnige, losse modelleerstijl en zijn dynamische wijze van componeren zich ten volle manifesteren. Een absoluut hoogtepunt binnen deze groep late beelden is de recent ontdekte Bacchant uit 1626. Dit bijzondere beeld werd in 2014 door het Rijksmuseum verworven en is het duurste oude beeldhouwwerk dat ooit op een veiling werd verhandeld. De finale van De Vries’ carrière speelde zich af in een woelige periode in de geschiedenis van Praag en het keizerlijk hof, gekenmerkt door opstand, machtswisselingen, oorlog en een turbulente economie. In deze publicatie worden, op basis van nieuw onderzoek, die achtergronden beschreven en wordt ingegaan op wie de opdrachtgevers van zijn laatste werken waren. De hoofdrol is uiteraard weggelegd voor de Bacchant van het Rijksmuseum, waarschijnlijk het allerlaatste voltooide brons van De Vries’ hand.