Het zoeken naar de essentie is een van de krachtige drijfveren in de verschillende stromingen van de twintigste-eeuwse architectuur. Steeds weer wordt gezocht naar een architectonische taal die zwijgzaam lijkt maar de beschouwer toch raakt; een ernstig idioom dat volledig vertrouwt op de kracht van het materiaal en daarmee elke retorische overbodigheid uitsluit. Hoe valt het streven naar puurheid te verklaren tegen de achtergrond van de beeldcultuur die het alledaagse bestaan beheerst? Waarom dit teruggrijpen naar die essentiële, materiële kwaliteit van de architectuur?