Onderkruipsels

Onderkruipsels: kleine, krioelende beestjes, spinnen, hagedissen, padden en, vooral, insecten. Van oudsher kampen deze diertjes met een negatief imago; in de Middeleeuwen werden ze vooral geassocieerd met de dood en de duivel. In de 16de en 17de eeuw verandert dat en komen ze in het centrum van de belangstelling te staan. Mensen krijgen oog voor hun schoonheid; onderkruipsels duiken op in kunstwerken, worden onderwerp van geleerde verhandelingen en groeien uit tot geliefde verzamelobjecten. Kunstenaars als Albrecht Dürer, Wenzel Jamnitzer, Jan van Kessel en Maria Sibylla Merian weten deze beestjes prachtig weer te geven. Ook wetenschappers raken gebiologeerd. De ‘kleyne dierkens’ worden verzameld, afgebeeld, bestudeerd en onder de microscoop gelegd.

Vandaag de dag worden kunstenaars nog steeds door onderkruipsels geïnspireerd en verbeelden nieuwe manieren om met insecten en de natuurlijke wereld om te gaan.

Deze rijk geïllustreerde publicatie gaat over die verwondering voor de kleine wereld en over de fascinerende relatie tussen kunst en wetenschap.